Doelen voor het domein muziek
Eindtermen
ET 2.2 De leerlingen kunnen improviseren en experimenteren, klankbronnen en muziekinstrumenten uittesten op hun klankwaarde en in een muzikaal
(samen)spel daarvan gebruik maken.
ET 2.3 Openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit andere tijden, andere landen en culturen.
Leerplandoelen
2. Musiceren met voorwerpen en instrumenten (lichaamsinstrumenten, zelfgemaakte en bestaande instrumenten), met aandacht voor klankproductie en speeltechniek.
Dat houdt in dat de leerlingen:
2.1 de klankmogelijkheden van voorwerpen en instrumenten onderzoeken.
5. Geluiden, klanken en klankeigenschappen herkennen, vergelijken en ordenen volgens criteria.
5.2 Klankeigenschappen en muzikale tegenstellingen ervaren en benoemen.
9. Een klankstuk of muziekstuk ontwerpen.
Dat houdt in dat de leerlingen:
9.1 een klank- of muziekstuk ontwerpen vanuit een buitenmuzikaal gegeven.
10. Klank en muziek via beweging ervaren.
10.4 De eigen beweging afstemmen op klank, op muziek of op andere bewegingen.
12. Genoegen beleven aan de omgang met klank en muziek.
Dat houdt in dat de leerlingen:
12.3 zich verbonden voelen met anderen tijdens een groepsgerichte omgang met klank en muziek.
13. Eenvoudige regels en afspraken naleven bij de productie of reproductie van muziek.
14. Een kritische houding aannemen tegenover de auditieve omgeving. Dat houdt in:
14.2 openstaan voor de muzikale uitdrukking van anderen.
ET 2.2 De leerlingen kunnen improviseren en experimenteren, klankbronnen en muziekinstrumenten uittesten op hun klankwaarde en in een muzikaal
(samen)spel daarvan gebruik maken.
ET 2.3 Openstaan voor hedendaagse muziek, muziek uit andere tijden, andere landen en culturen.
Leerplandoelen
2. Musiceren met voorwerpen en instrumenten (lichaamsinstrumenten, zelfgemaakte en bestaande instrumenten), met aandacht voor klankproductie en speeltechniek.
Dat houdt in dat de leerlingen:
2.1 de klankmogelijkheden van voorwerpen en instrumenten onderzoeken.
5. Geluiden, klanken en klankeigenschappen herkennen, vergelijken en ordenen volgens criteria.
5.2 Klankeigenschappen en muzikale tegenstellingen ervaren en benoemen.
9. Een klankstuk of muziekstuk ontwerpen.
Dat houdt in dat de leerlingen:
9.1 een klank- of muziekstuk ontwerpen vanuit een buitenmuzikaal gegeven.
10. Klank en muziek via beweging ervaren.
10.4 De eigen beweging afstemmen op klank, op muziek of op andere bewegingen.
12. Genoegen beleven aan de omgang met klank en muziek.
Dat houdt in dat de leerlingen:
12.3 zich verbonden voelen met anderen tijdens een groepsgerichte omgang met klank en muziek.
13. Eenvoudige regels en afspraken naleven bij de productie of reproductie van muziek.
14. Een kritische houding aannemen tegenover de auditieve omgeving. Dat houdt in:
14.2 openstaan voor de muzikale uitdrukking van anderen.