Evaluatiemethoden
Evalueren is om verschillende redenen noodzakelijk.
Leerlingen leren veel bij tijdens muzische lessen, maar hebben dit zelf vaak niet door. Om leerervaringen echt te verankeren, is reflectie, zowel op proces als op het bekomen product, noodzakelijk.
Daarnaast zijn kinderen trots om hun werk te tonen. Wanneer een les abrupt wordt afgebroken, zal dit voor hen een anticlimax zijn. Ze krijgen dan het gevoel dat hun werk niet ten volle gewaardeerd wordt.
Bovendien leren leerlingen ook veel bij door het beschouwen van het werk van anderen. Welke technieken hebben zij gebruikt? Wat is heel sterk aan het werk? Wat willen zij de volgende keer ook uitproberen? Leerlingen kunnen tijdens deze momenten heel veel inspiratie opdoen.
Als je na de les echt geen tijd meer hebt voor evaluatie, is het dus nog altijd beter om dit de dag nadien te doen (als opener van de dag, als je even tijd over hebt), dan helemaal niet.
Hieronder lichten wij enkele mogelijke evaluatiemethoden toe.
3.1 Tentoonstelling
De meest voor de hand liggende methode is die van de tentoonstelling. Leerlingen mogen hun werk uitstallen. Daarna krijgen ze even de tijd om alle andere kunstwerken te bekijken.
Ze leggen complimentenkaartjes bij een aantal werken van hun klasgenoten. Om te voorkomen dat leerlingen alleen kaartjes bij de kunstwerken van hun vrienden leggen, kan je de opdracht specificeren:
- een compliment leggen bij een kunstwerk dat een beetje op dat van jou lijkt.
- een compliment leggen bij een kunstwerk dat helemaal anders is dan dat van jou.
- een compliment leggen bij het kunstwerk van iemand die je niet zo goed kent.
- als de muziek stopt, een compliment leggen bij een werk waar nog niets ligt.
Wanneer leerlingen deze werkvorm niet gewoon zijn, zullen ze het misschien moeilijk vinden om niet te vervallen in clichés en weinigzeggende complimenten als ‘ik vind het mooi’. Je kunt hen ondersteunen door eerst een korte brainstorm te houden over wat ze allemaal kunnen zeggen. Breng hierbij enkele voorbeeldadjectieven op bord. Leerlingen die hier nood aan hebben, kunnen deze gebruiken.
Schrijf eventueel enkele beginstukken van zinnen op bord. De leerlingen moeten deze dan aanvullen.
Hieronder enkele voorbeelden.
- Ik vind het super dat je ...
- Jouw werk geeft me ...
- Als ik naar jouw kunstwerk kijk, voel ik me …
- Als ik naar jouw kunstwerk kijk, is het net alsof ...
- Het … aan jouw werk vind ik …
3.2 Stellingenspel
Een andere methode van evalueren is het stellingenspel. Dit kan je zowel gebruiken voor de evaluatie van de activiteit als die van hun eigen resultaten.
Er zijn verschillende manieren om dit te realiseren.
Je kunt kinderen rode en groene kaartjes geven. Als leerlingen het eens zijn met een stelling, steken ze het groene kaartje in de lucht. Zijn ze het oneens, dan steken ze het rode kaartje in de lucht. Bij twijfel, steken ze beide kaartjes in de lucht.
Sommige leerlingen denken liever wat langer na over een stelling of willen hun antwoord liever niet voor heel de klas zeggen. Bied daarom ook eens stellingen op papier aan. De leerlingen antwoorden nu door gezichtjes (droevig, neutraal of blij) te kleuren. Ze bespreken hun antwoorden daarna met hun buur of in groepjes van vier. Leerlingen die willen, mogen aan de klas vertellen wat ze aangeduid hebben.
Naast deze vrij klassieke vormen van stellingenspel is er ook nog de legoblokjesmanier.
Geef elke leerling evenveel legoblokjes als er stellingen zijn. Voorzie voor elke stelling een klein groen, oranje en rood papier. In plaats van een kaartje in de lucht te steken, leggen de leerlingen na elke stelling hun legoblokje op de overeenkomstige kleur.
Zo wordt er een soort van staafdiagram opgebouwd. Voordelen van deze manier zijn dat je als leerkracht snel een klassikaal overzicht krijgt en dat je leerlingen actiever zijn.
Een nadeel kan zijn dat de evaluatie iets chaotischer verloopt waardoor leerlingen minder betrokken zijn. Je laat de leerlingen dus best eerst al hun blokjes leggen alvorens alle stellingen te bespreken. Kies er enkele uit, zodat de bespreking niet te lang duurt. Als je dit steeds tussenin wil doen, bestaat het gevaar dat de leerlingen niet aandachtig genoeg zijn en dat je evaluatie dus geen enkele meerwaarde heeft.
Hieronder vind je enkele mogelijke stellingen. Kies de stellingen uit die van toepassing zijn op jouw les en het leerjaar waarin je staat.
- Ik vond het leuk.
- Ik vond het moeilijk.
- Ik wist goed wat ik moet doen.
- We hebben goed samengewerkt.
- Ik ben trots op ons resultaat.
- Ons resultaat is anders dan wat we eerst in gedachten hadden.
- …
3.3 Open vragen stellen
Om nog gerichter te evalueren, moet je ook meer open vragen aanbieden. Om de drempel minder hoog te leggen, formuleer je deze best als aanvulzinnen. Zorg ook hier voor voldoende variatie tussen actieve en minder actieve werkvormen.
Door elke leerling de zinnen schriftelijk te laten aanvullen, krijg je een goed zicht op waar elke leerling zichzelf plaatst. Waar zijn leerlingen trots op? Kunnen ze de sterktes van hun werk benoemen? Welke leerlingen zijn zich bewust van hun talenten?
Welke kinderen kunnen nog wat extra aanmoediging gebruiken?
Je kunt de zinnen ook op een reuzendobbelsteen plakken. Duid een leerling aan die met de dobbelsteen mag gooien. De leerling leest de vraag voor. Daarna kunnen leerlingen deze in groepjes van twee tot vier kinderen bespreken. Ten slotte volgt de klassikale bespreking.
Voorbeelden van aanvulzinnen:
- Ik ben het meeste trots op ...
- Ik heb geleerd dat …
- Als ik naar mijn werk kijk, voel ik me …
- Het … aan mijn werk vind ik …
- De volgende keer wil ik … anders doen.
- De volgende wil ik … op dezelfde manier doen.
- Voor mijn kunstwerk heb ik me gebaseerd op ...
- In onze groep werd er … samengewerkt.
3.4 Werken met beschouwingsmateriaal
Een andere aanpak is het gebruiken van je beschouwingsmateriaal.
Hang kunstwerken verspreid over de klas. Geef verschillende opdrachten.
- Ga bij een kunstwerk staan dat volgens jou past bij deze les.
(en/of helemaal niet past bij deze les)
- Ga bij een kunstwerk staan dat lijkt op je eigen werk.
- Ga bij een kunstwerk staan dat helemaal niet lijkt op je eigen werk.
- Ga bij een kunstwerk staan dat zegt wat jij vindt van je eigen werk.
- …
Laat steeds enkele leerlingen hun keuze verantwoorden. Bevestig hierbij elk antwoord. Foute antwoorden bestaan niet. Elke leerling kan zo zijn eigen reden hebben om voor een kunstwerk te kiezen. Sommige kinderen zullen zich meer laten leiden door de algemene indruk die je beeldmateriaal geeft, andere zullen eerder letten op details.
Opzoekwerk op het internet leverde ons nog allerlei andere ideeën op. Deze allemaal bespreken zou ons te ver leiden. We hopen dat we in dit hoofdstuk een goed algemeen beeld geeft van wat de mogelijkheden zijn en van hoe noodzakelijk evaluatie is.
Evalueren is om verschillende redenen noodzakelijk.
Leerlingen leren veel bij tijdens muzische lessen, maar hebben dit zelf vaak niet door. Om leerervaringen echt te verankeren, is reflectie, zowel op proces als op het bekomen product, noodzakelijk.
Daarnaast zijn kinderen trots om hun werk te tonen. Wanneer een les abrupt wordt afgebroken, zal dit voor hen een anticlimax zijn. Ze krijgen dan het gevoel dat hun werk niet ten volle gewaardeerd wordt.
Bovendien leren leerlingen ook veel bij door het beschouwen van het werk van anderen. Welke technieken hebben zij gebruikt? Wat is heel sterk aan het werk? Wat willen zij de volgende keer ook uitproberen? Leerlingen kunnen tijdens deze momenten heel veel inspiratie opdoen.
Als je na de les echt geen tijd meer hebt voor evaluatie, is het dus nog altijd beter om dit de dag nadien te doen (als opener van de dag, als je even tijd over hebt), dan helemaal niet.
Hieronder lichten wij enkele mogelijke evaluatiemethoden toe.
3.1 Tentoonstelling
De meest voor de hand liggende methode is die van de tentoonstelling. Leerlingen mogen hun werk uitstallen. Daarna krijgen ze even de tijd om alle andere kunstwerken te bekijken.
Ze leggen complimentenkaartjes bij een aantal werken van hun klasgenoten. Om te voorkomen dat leerlingen alleen kaartjes bij de kunstwerken van hun vrienden leggen, kan je de opdracht specificeren:
- een compliment leggen bij een kunstwerk dat een beetje op dat van jou lijkt.
- een compliment leggen bij een kunstwerk dat helemaal anders is dan dat van jou.
- een compliment leggen bij het kunstwerk van iemand die je niet zo goed kent.
- als de muziek stopt, een compliment leggen bij een werk waar nog niets ligt.
Wanneer leerlingen deze werkvorm niet gewoon zijn, zullen ze het misschien moeilijk vinden om niet te vervallen in clichés en weinigzeggende complimenten als ‘ik vind het mooi’. Je kunt hen ondersteunen door eerst een korte brainstorm te houden over wat ze allemaal kunnen zeggen. Breng hierbij enkele voorbeeldadjectieven op bord. Leerlingen die hier nood aan hebben, kunnen deze gebruiken.
Schrijf eventueel enkele beginstukken van zinnen op bord. De leerlingen moeten deze dan aanvullen.
Hieronder enkele voorbeelden.
- Ik vind het super dat je ...
- Jouw werk geeft me ...
- Als ik naar jouw kunstwerk kijk, voel ik me …
- Als ik naar jouw kunstwerk kijk, is het net alsof ...
- Het … aan jouw werk vind ik …
3.2 Stellingenspel
Een andere methode van evalueren is het stellingenspel. Dit kan je zowel gebruiken voor de evaluatie van de activiteit als die van hun eigen resultaten.
Er zijn verschillende manieren om dit te realiseren.
Je kunt kinderen rode en groene kaartjes geven. Als leerlingen het eens zijn met een stelling, steken ze het groene kaartje in de lucht. Zijn ze het oneens, dan steken ze het rode kaartje in de lucht. Bij twijfel, steken ze beide kaartjes in de lucht.
Sommige leerlingen denken liever wat langer na over een stelling of willen hun antwoord liever niet voor heel de klas zeggen. Bied daarom ook eens stellingen op papier aan. De leerlingen antwoorden nu door gezichtjes (droevig, neutraal of blij) te kleuren. Ze bespreken hun antwoorden daarna met hun buur of in groepjes van vier. Leerlingen die willen, mogen aan de klas vertellen wat ze aangeduid hebben.
Naast deze vrij klassieke vormen van stellingenspel is er ook nog de legoblokjesmanier.
Geef elke leerling evenveel legoblokjes als er stellingen zijn. Voorzie voor elke stelling een klein groen, oranje en rood papier. In plaats van een kaartje in de lucht te steken, leggen de leerlingen na elke stelling hun legoblokje op de overeenkomstige kleur.
Zo wordt er een soort van staafdiagram opgebouwd. Voordelen van deze manier zijn dat je als leerkracht snel een klassikaal overzicht krijgt en dat je leerlingen actiever zijn.
Een nadeel kan zijn dat de evaluatie iets chaotischer verloopt waardoor leerlingen minder betrokken zijn. Je laat de leerlingen dus best eerst al hun blokjes leggen alvorens alle stellingen te bespreken. Kies er enkele uit, zodat de bespreking niet te lang duurt. Als je dit steeds tussenin wil doen, bestaat het gevaar dat de leerlingen niet aandachtig genoeg zijn en dat je evaluatie dus geen enkele meerwaarde heeft.
Hieronder vind je enkele mogelijke stellingen. Kies de stellingen uit die van toepassing zijn op jouw les en het leerjaar waarin je staat.
- Ik vond het leuk.
- Ik vond het moeilijk.
- Ik wist goed wat ik moet doen.
- We hebben goed samengewerkt.
- Ik ben trots op ons resultaat.
- Ons resultaat is anders dan wat we eerst in gedachten hadden.
- …
3.3 Open vragen stellen
Om nog gerichter te evalueren, moet je ook meer open vragen aanbieden. Om de drempel minder hoog te leggen, formuleer je deze best als aanvulzinnen. Zorg ook hier voor voldoende variatie tussen actieve en minder actieve werkvormen.
Door elke leerling de zinnen schriftelijk te laten aanvullen, krijg je een goed zicht op waar elke leerling zichzelf plaatst. Waar zijn leerlingen trots op? Kunnen ze de sterktes van hun werk benoemen? Welke leerlingen zijn zich bewust van hun talenten?
Welke kinderen kunnen nog wat extra aanmoediging gebruiken?
Je kunt de zinnen ook op een reuzendobbelsteen plakken. Duid een leerling aan die met de dobbelsteen mag gooien. De leerling leest de vraag voor. Daarna kunnen leerlingen deze in groepjes van twee tot vier kinderen bespreken. Ten slotte volgt de klassikale bespreking.
Voorbeelden van aanvulzinnen:
- Ik ben het meeste trots op ...
- Ik heb geleerd dat …
- Als ik naar mijn werk kijk, voel ik me …
- Het … aan mijn werk vind ik …
- De volgende keer wil ik … anders doen.
- De volgende wil ik … op dezelfde manier doen.
- Voor mijn kunstwerk heb ik me gebaseerd op ...
- In onze groep werd er … samengewerkt.
3.4 Werken met beschouwingsmateriaal
Een andere aanpak is het gebruiken van je beschouwingsmateriaal.
Hang kunstwerken verspreid over de klas. Geef verschillende opdrachten.
- Ga bij een kunstwerk staan dat volgens jou past bij deze les.
(en/of helemaal niet past bij deze les)
- Ga bij een kunstwerk staan dat lijkt op je eigen werk.
- Ga bij een kunstwerk staan dat helemaal niet lijkt op je eigen werk.
- Ga bij een kunstwerk staan dat zegt wat jij vindt van je eigen werk.
- …
Laat steeds enkele leerlingen hun keuze verantwoorden. Bevestig hierbij elk antwoord. Foute antwoorden bestaan niet. Elke leerling kan zo zijn eigen reden hebben om voor een kunstwerk te kiezen. Sommige kinderen zullen zich meer laten leiden door de algemene indruk die je beeldmateriaal geeft, andere zullen eerder letten op details.
Opzoekwerk op het internet leverde ons nog allerlei andere ideeën op. Deze allemaal bespreken zou ons te ver leiden. We hopen dat we in dit hoofdstuk een goed algemeen beeld geeft van wat de mogelijkheden zijn en van hoe noodzakelijk evaluatie is.